Stichting Behoud Stad, Natuur en Landschap Rijnland


 

Commentaar

De provincie en de regio hebben een geloofwaardigheidsprobleem

In het Leidsch Dagblad van 26 februari jl. stond dat de twaalf Holland-Rijnlandgemeenten en de provincie aan minister Eurlings en vier andere bewindslieden ‘brandbrieven’ hebben gestuurd, waarin ze aandringen op een snelle financiering van de Rijnlandroute.

Als het rijk niet snel met geld over de brug komt voor die nieuwe weg, dan zouden de gevolgen volgens de ‘brandbrief’ niet alleen voor de regio, maar voor de hele Randstad "buitengewoon ernstig" zijn. In de brief (van gedeputeerde Veldhuizen en regiovoorzitter Lenferink) wordt dit overigens niet uitgelegd. De bewindslieden moeten dat kennelijk maar geloven.

Helaas krijgen de brieven van de provincie en de regio de laatste tijd een steeds koortsachtiger karakter, met meer en meer vage onheilsvoorspellingen en onverholen dreigementen voor het geval het rijk niet meewerkt aan de plannen voor de RijnlandRoute. Inhoudelijke argumenten en het ingaan op tegenargumenten lijken in die brieven een steeds ondergeschiktere rol te gaan spelen. Dat hebben we de betrokken bewindslieden en de Tweede Kamer ook geschreven.

Opvallend genoeg komen Veldhuizen en Lenferink in hun brief ook weer met hun oude dreigementen. Als de minister niet snel met geld voor de RijnlandRoute over de brug komt, dan zal de ontwikkeling van Valkenburg worden stilgelegd. Opnieuw gaan de gedeputeerde en de regiovoorzitter niet in op het argument, dat de nieuwe bouwlokatie Valkenburg heel goed kan worden aangesloten op de verbrede Tjalmaweg (N206) en op de A44 en dat de RijnlandRoute tussen de A44 en de A4 daarvoor helemaal niet nodig is.

De brief van Veldhuizen en Lenferink gaat ook niet in op het feit dat de stuurgroep RijnlandRoute eind oktober - geheel buiten Provinciale Staten en de meest betrokken gemeenteraden om - een voorkeurstracé heeft gekozen op basis van een rapport, dat toen nog niet was gepubliceerd en dat daarvoor later totaal ongeschikt bleek. Een rapport dat bovendien ook niet blijkt te voldoen aan de voorwaarden voor rijksfinanciering.

Er wordt ook steeds meer bijgesleept om de RijnlandRoute maar ‘boven water’ te houden. Zo worden er ook in de brief van de gedeputeerde en de regiovoorzitter weer tal van ontwikkelingen genoemd waarvoor de RijnlandRoute onontbeerlijk zou zijn. Volgens B&W van Leiden zou zelfs de verdere ontwikkeling van de stad onmogelijk worden zonder RijnlandRoute! Dit alles zonder een spoor van bewijsvoering. Dat komt de geloofwaardigheid niet echt ten goede.

Volgens ons gaan Veldhuizen en Lenferink er te gemakkelijk van uit dat ze de minister met hun onheilsvoorspellingen en hun dreigementen wel aan hun kant krijgen. Gemakshalve gaan ze dan ook maar niet in op de voorwaarden die de minister gesteld heeft. Eurlings vond, dat de regio het eerst wel onderling eens moest worden en dat ook eerst de effecten van de RijnlandRoute op de A44 en de A4 eerst onderzocht moesten worden.

Wat de eensgezindheid in de regio betreft maken de gedeputeerde en de regiovoorzitter het zich wel heel erg gemakkelijk door te suggereren, dat Voorschoten op den duur wel te porren zou zijn voor het gekozen voorkeurstracé door Voorschoten. Vergeet het maar, zeker als dat een weg zou moeten worden met aansluitingen op het Voorschotense en Leidse wegennet. Voorschoten wil so wie so eerst behoorlijk onderzocht zien of de RijnlandRoute wel echt nodig is.

Wat betreft de verkeerseffecten van de RijnlandRoute op de A44 en de A4 maken de gedeputeerde en de regiovoorzitter het zich nóg gemakkelijker. Daar gaan ze helemaal niet op in, hoewel daar toch alle reden voor is. Bij alle alternatieven van de RijnlandRoute zouden de A4 (de hoofdtransportas van ons land!) en delen van de A44 in de avondspits namelijk overbelast worden.

Volgens ons krijgen de provincie en de regio wat de RijnlandRoute betreft een steeds groter geloofwaardigheidsprobleem...

Wim ter Keurs, voorzitter Stichting Behoud Stad, Natuur en Landschap Rijnland (www.behoudrijnland.nl)